Bekaertbibliotheek wordt uitgepakt!

20141030_091838 (1)foto : Maryse Willems

Donderdag 30 oktober 2014.

“I am unpacking my library. Yes, I am. The books are not yet on the shelves, not yet touched by the mild boredom of order. I cannot march up and down their ranks to pass them in review before a friendly audience. You need not fear any of that. Instead, I must ask you to join me in the disorder of crates that have been wrenched open, the air saturated with the dust of wood, the floor covered with torn paper, to join me among piles of volumes that are seeing daylight again after [two] years of darkness, so that you may be ready to share with me a bit of the mood – it is certainly not an elegiac mood, but rather, one of anticipation – which these books arouse in a genuine collector.”

Walter Benjamin

Unpacking my library : Architects and their books, p. 2

Meetstaat van een architectuurbibliotheek / Nele Coppieters

1131 meter azuurblauwe metalen boekplanken liggen gedwee te wachten om gevuld te worden. 929 dozen staan klaar om verwachtingen te vervullen. En op de tweede verdieping van Jozef Plateaustraat nummer 22 houdt een collectie van 13080 boeken zijn adem in.

p1360226.jpg

De huidige collectie van de vakgroep bibliotheek architectuur en stedenbouw van de Universiteit Gent komt zij aan zij te staan met de 20641 boeken van Geert Bekaert in een gloednieuwe bibliotheek-machine. Categorieën blijven behouden, waardoor telkens boeken uit de twee locaties elkaar moeten ontmoeten. Hoe groot wordt elke categorie dan? En op welke legger komt wat terecht? Met behulp van een virtuele bibliotheek waarin je een hele collectie met een muisklik verplaatst, en Geert Bekaert in Excel, sloeg ik deze zomer aan het tellen. Aantal boeken werden aantal meters. De som, een schatting van hoeveel leggers een bepaalde categorie vereiste. Zo werd bepaald wat waar in de immens open kast terecht komt.

 fotonele&elsmarysemeet

Nele, Els en Maryse “meten”

Wat schuilt er achter al die hoeveelheden, wat vertelt het ons over Geert Bekaert? Wanneer we een vergelijking maken tussen onze huidige collectie en wat dankzij hem toegevoegd wordt, vallen enkele cijfers op. Bouwtechnische werken vind je haast niet terug in zijn collectie. Slechts 25 werken hebben een technisch thema. Stedenbouw kent ook beperktere groei. De bestaande 50 meter wordt aangevuld met 20 meter. Architectuur in het algemeen, of wat we met 72 labellen, verdubbelt in aantal. Hierbij valt op dat de architectuur gerangschikt per land spectaculair zal groeien. Aan anderhalve kast voegt Bekaert het zesvoudige toe. Over Belgische en Nederlandse architectuur verzamelde hij 1346 boeken.

Bekaert las over architectuur in de ruime zin. De helft van zijn collectie catalogeren we niet bij het nummer 72. De 2 boekenplanken filosofisch werk op de tweede verdieping, zullen op het gelijkvloers 41 azuurblauwe vrienden krijgen. Maar de schat van de Bekaert collectie zal zich vanaf begin december 2014 in het eerste niveau van de blauwe bibliotheekmachine bevinden. Bekaerts kunstcollectie bevat 8367 werken. Samen met de 557 boeken uit eigen collectie vullen ze drie vierden van dit platform. Kunst beslaat 28% van de open kast.

Hoe aantallen, meters en etiketten de verwachting doen groeien. Uitkijkend naar hoe we ons zullen kunnen laven aan al deze kennis. Al voor even was ik architect, die een meetstaat maakt. Vele saaie cijfers leiden samen naar een fantastisch project!

En voor de meisjes van de bibliotheek, veel succes met het fysiek verhuizen!

miekenzucht

Nele Coppieters

De Bekaertbibliotheek is tijdelijk niet toegankelijk.

IMGP5366

“Als men een project heeft, of beter gezegd, in een project leeft, bevindt men zich voortdurend al in de toekomst. Men werkt aan iets wat voor de anderen (nog) niet zichtbaar is, wat verborgen en niet-communiceerbaar is. Door het project emigreert men dus het heden naar een virtuele toekomst – en creëert daarmee een tijdelijke breuk tussen zichzelf en de anderen; de anderen zijn immers nog niet in de toekomst, ze wachten nog op het moment dat de toekomst aanbreekt.”

Boris Groys

De eenzaamheid van het project / Boris Groys, p. 11

De volledige Bekaertbibliotheek is ingepakt en tijdelijk niet meer toegankelijk. Tot aan de opening van de nieuwe bibliotheek, gepland bij de start van het academiejaar 2014-2015, kunnen we aan geen enkele aanvraag ter inzage -zowel voor boeken als voor tijdschriften- voldoen.

 

Een voorraad voor dorre seizoenen / Christophe Van Gerrewey

Een voorraad voor dorre seizoenen

De privébibliotheek is een van de sterkste paradoxen van onze maatschappij. Alles wordt individueler; elk huis heeft een eigen bioscoop, een sauna, een kookplatform; in privé-bezit wordt geïnvesteerd, terwijl publieke functies nauwelijks overleven. De woning is een wereld op zich, die het zonder de rest van de wereld kan stellen. Alleen voor boeken geldt dit niet. Bijna iedereen is het er stilaan over eens dat het zinloos is om boeken in huis te hebben, aangezien je die (gratis) kan uitlenen in de openbare bibliotheek of (steeds vaker) kan doorbladeren op het internet.

In de talrijke teksten van Geert Bekaert is de privébibliotheek ook (bijna) afwezig. Bekaert heeft over tientallen bibliotheken geschreven (van de Biblioteca Laurenziana, over de Boekentoren, tot aan de universiteitsbibliotheek in Utrecht van Wiel Arets), maar – bij mijn weten – slechts één keer uitvoerig over een privébibliotheek: de hoge boekenkast in de villa in Floirac van OMA/Rem Koolhaas, zodanig ontworpen door Maarten Van Severen dat het soms lijkt ‘alsof de boekenwand te midden van de natuur is opgesteld’, aldus Bekaert.

Bekaert op volgnummer

Ook dat lijkt paradoxaal voor een schrijver die in zijn Antwerpse woning 30.000 titels wist te verzamelen, verspreid over vijf verdiepingen. Waarom deed hij dat? Ook daar heeft hij nauwelijks over geschreven. Op de persconferentie gehouden naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek Landschap van kerken in 1987, zei Bekaert: ‘Het is mooi wanneer men een boek ontdekken kan, een onbekend boek waar niemand weet van heeft, ergens opgeborgen in de rekken van een bibliotheek of verloren in het uitstalraam van een boekhandel, een boek dat men niet zoekt, dat daar ineens voor u staat en waarop men verliefd wordt. Men wil het hebben, god weet waarom, men wil het lezen, het kennen, het behouden ook, het opslaan als een voorraad voor dorre seizoenen.’

Het willen hebben van boeken blijft iets mysterieus. In het geval van Bekaert is dat mysterie, zoals bij elke schrijver, niet zo groot. Het kan gedeeltelijk verklaard worden door de boeken die hij zelf schreef. Bekaerts teksten zijn ondenkbaar zonder de privébibliotheek van de auteur. Het is door het privébezit van boeken dat ze het werk van hun eigenaar diepgaand kunnen voeden, existentieel beïnvloeden en (minstens) smaak geven, zoals (met een vergelijking van Flaubert) augurken hun karakter krijgen dankzij het gekruide zuur waarin ze rondzweven. Het zal je immers maar gebeuren dat je ‘s nachts wakker schiet, iets wil opzoeken, overschrijven of nagaan, en vervolgens weer in slaap moet vallen omdat het boek niet in je bezit is.

Nu de Bekaertbibliotheek een onderdeel wordt van de boekencollectie van de universiteit van Gent, lijkt de cirkel rond. Want inderdaad is de verzameling boeken van Bekaert nooit zomaar privaat geweest. Of liever: het private bezit was een voorwaarde voor het publieke rendement van de collectie, met de teksten van Bekaert als rentepapieren. Inderdaad: schijnbaar opgesloten in het Antwerpse boekenhuis, vormde deze bibliotheek het fundament onder één levenslange poging tot geschreven maatschappelijke betekenis en kritisch intellectueel werk. In de bibliotheek van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur kan de Bekaertcollectie tot de maatschappij spreken, niet langer via het werk van één auteur, maar via de activiteiten van vele onderzoekers, studenten en professoren. In elk geval blijven al deze boeken, meer dan ooit, een voorraad voor dorre seizoenen.

Christophe Van Gerrewey

bekaert.20.000

Over pockets en andere publicaties over architectuur en design / Fredie Floré

“Wie wast er nu nog zijn handen voor hij begint te lezen? Bestaat het woord ‘ezelsoren’ nog in de beroepstaal der heren onderwijzers? Wordt er nog gekaft? Bestaan er nog liseuses? De pocket – dat fijne papieren plankje waarin men kan bladeren én lezen – maakt het allemaal schromelijk belachelijk.” (K.-N. Elno 1959)

Er bestaan veel verschillende manieren om over architectuur en design te schrijven en te publiceren. Een wandeling door de architectuurafdeling van de faculteitsbibliotheek laat een gevarieerd palet zien: vakbladen, academische tijdschriften, architectuurhandboeken, historische overzichten, monografieën, theoretische traktaten, catalogi, scripties, proefschriften, encyclopedieën… Als studente vond ik die diversiteit ronduit overweldigend. Hoe verhouden al deze vormen van schrijven zich tot elkaar? Een scriptieonderzoek naar de Vlaamse architectuur- en designcriticus K.-N. Elno liet me toe een eigen traject door deze lectuur te ontwikkelen dat vandaag nog steeds mijn onderzoek voedt.

Directe aanleiding tot de keuze van mijn scriptieonderwerp was de ontdekking dat een van de onderwerpen die door prof. Bart Verschaffel waren geafficheerd direct verband hield met twee vergeelde pockets in de bibliotheek van mijn ouders. Het ging om Ruimte en beelding (1965) en De vorm der dingen (1965): twee boekjes in broekzakformaat met verzamelde opstellen van K.-N. Elno en in een onmiskenbare sixties-lay-out. Sluitstuk van Ruimte en beelding – een verzameling heerlijk pittige beschouwingen over architectuur, plastische kunsten, fotografie en typografie – is een ode aan de pocket als industrieel product, een boekvorm die volgens Elno het lezen tot een vanzelfsprekend onderdeel van het alledaagse leven heeft gemaakt: “Men plooit – ja men kneedt – het zonder sankties te vrezen van ouderen en verborgen opvoedersgeesten: men keilt het desgewenst in een hoek (en waarom ook niet?); men steekt het in zijn zak of schrijft het in margine vol met – eigenwijze en soms andere – opmerkingen. En – geprezen zij de pocket – men leent hem uit met het geruste gevoel dat hij tegen weinig geld opnieuw kan gekocht worden.”

De speurtocht naar het volledige oeuvre van Elno, die toen helaas al overleden was, leidde me behalve naar de toenmalige vakgroepbibliotheek vooral naar andere bibliotheken. Zo spendeerde ik vele uren in de ‘krantenkelder’ van de Universiteitsbibliotheek. Elno bleek immers opvallend weinig boeken te hebben gepubliceerd. Zijn architectuur- en designkritiek bestond vooral uit uitgebreide artikelen in dag- en weekbladen. Het was verrassend om vast te stellen hoe veel plaats sommige kranten in de jaren 1950 en ‘60 vrij maakten voor reflectie over architectuur en design – geen lifestyle-advies, maar uitdagend frisse tot vlijmscherpe observaties.

Verschillende bezoeken aan bevoorrechte getuigen en hun private bibliotheken vulden het beeld van Elno als schrijver aan. Vooral het bezoek aan professor Geert Bekaert met wie Elno had samengewerkt aan de architectuur- en kunsttentoonstelling Ars Sacra 58 (1958) is me bijgebleven. Het gesprek vond plaats in Antwerpen, in een met boeken gevuld werkvertrek van de architectuurhistoricus boven de boekenwinkel van zijn vrouw. Deze plek en de weg ernaartoe – via een klein liftje – staat me nog even scherp voor de geest als Bekaert’s verhelderende getuigenis. De rijkdom van de hier verzamelde collectie leek me niet te schatten. Veel boeken uit de Bekaert-bibliotheek, inclusief de Elno-pockets, maken ondertussen deel uit van de collectie van de faculteitsbibliotheek. Het is gedroomde humus voor nieuwe onderzoekstrajecten.

Fredie Floré

De mythe van de Bekaertbibliotheek (ontsluierd). / Rika Devos

In reality, … the function of the library …  is to discover books whose existence we never suspected … there’s nothing more revealing and exciting than exploring the shelves that perhaps contain a collection of all the books on a certain subject – something that you wouldn’t be able to discover in a catalog ordered by author’s names – and to find another book beside the book you went to find, one that you weren’t looking for but that emerges as being of fundamental importance.  In other words, the ideal function of the library is to be a bit like a secondhand bookseller’s stall, a place where you might make a lucky find, and this function can only be fulfilled through free access to the aisles lined with shelves. Umberto Eco

Binnenkort kan je de boeken uit de Bekaertcollectie zo uit het rek halen. Of toch ongeveer. Voor een onderzoeker die zich interesseert in de naoorlogse architectuurgeschiedenis is dit waarlijk te mooi om waar te zijn. De collectie is in oorsprong natuurlijk privé en snuisteren door die rijke verzameling was tot voor kort een voorrecht voor, los van Geert Bekaert zelf natuurlijk, de bibliotheekmedewerkers van de vakgroep. Nochtans is rondneuzen in een bibliotheek belangrijk: de fysieke context confronteert je met de onuitgesproken grenzen van je eigen referentiekader, maar het is ook gewoon erg plezierig om “een ontdekking te doen” en dat geldt zowel voor de boeken als voor de bibliotheekbewoners.

De Bekaertcollectie heeft iets mythisch en wellicht net precies omdat het een privé-bibliotheek is, en dus grotendeels onbereikbaar. De handbibliotheek van een architectuurwetenschapper met kritische pen en bijzonder engagement die duidelijk ook bibliofiel is. De verzameling roept ontzag op, door haar omvang en intensiteit, maar ook door de sporen van de hand die ze gevormd heeft.

Ik werd er als laatstejaarsstudent onvermoed mee geconfronteerd toen ik aan mijn thesisonderzoek naar het Vaticaans paviljoen op Expo 58 werkte. Een boek met beperkte oplage en enige editie in de jaren vijftig-zestig te pakken krijgen was toen (1999-2000) een hele klus en dat lag niet alleen maar aan mijn toen weinig ontwikkelde onderzoeksvaardigheden.

In zowel de “externe” bibliotheken in het Gentse en daarbuiten als in de toenmalige vakgroepbibliotheek presenteerde het klasseringssysteem in het pre-Mieken tijdperk regelmatig onverwachte uitdagingen. Ook de IBL-service kende niet de efficiëntie die we vandaag gewoon zijn. En het was de tijd waarin er van digitale abonnementen en print-on-demand nog nauwelijks sprake was. Al snel werd duidelijk dat prof. Bekaert van dichtbij vertrouwd was met de Belgische context waarin het onderwerp van mijn studie tot stand gekomen was. De promotor van mijn thesis, Mil De Kooning, zou horen of de niet te traceren publicaties misschien in de privébibliotheek van Bekaert zaten en of die konden worden geconsulteerd of uitgeleend. En ja. Bovendien was Geert Bekaert bereid tot een gesprek over het onderwerp.

detailbriefrika

Detail van brief van Rika Devos aan Geert Bekaert, dd 13 juni 2000 – Bron : Archief Geert Bekaert

Een doorbraak. Maar ook een enorme uitdaging. Het is altijd een beetje moeilijk om een boek van iemand te ontlenen – alsof je zelf niet goed gezocht hebt, maar ook: geen vlekken maken, hoekjes of ruggen kreuken, niet overdrijven met de leentermijn en een slimme opmerking klaar hebben op het moment van de teruggave. Er hoort, kortom, extra aandacht bij. Het aanbod was bovendien zoveel meer dan gevraagd en ik was geenszins voorbereid op de confrontatie met de literatuur die me te beurt viel, laat staan op het gesprek dat mijn onderzoek toen richting heeft gegeven. Later dan: de boeken terugbrengen, nog een paar vragen. Met dezelfde mengeling van vrees, twijfel en verwondering. Het zijn ook momenten die indruk hebben gemaakt en belangrijk zijn geweest in mijn keuze om verder te gaan in het onderzoek. In het begin van mijn doctoraatsonderzoek heb ik nog een paar keer een boek uit de Bekaertbibliotheek in situ mogen ontlenen. Tijdens het overbrengen van de collectie naar de vakgroepbibliotheek werd het dan stilaan mogelijk om de boeken ook in Gent te consulteren. Het was een enorme winst voor mijn onderzoek, maar ergens ook een verlies aan contact, hoe schaars en aarzelend ook, met de “bewaker” van deze bronnen.

Hoe zal de collectie die zolang ongrijpbaar is geweest er uiteindelijk uitzien in de nieuwe bibliotheek? Niet langer als lopende meters in de Boekentoren of als bruin volume van gesloten dozen, maar met uitnodigende, concrete ruggen… Hoe zal ze werken? Wat doet die collectie zoal met een enkel boek? Is Bouwen in België uit die collectie dan anders? En, Eco’s opmerking indachtig, zal dan niet zozeer de classificering, maar wel de schikking van de boeken behouden blijven?

En wie komen we nog tegen tussen die rekken?

Rika Devos

05/11/2013

Architectuurlaboratorium / Sylvia Van Peteghem

Finissage Achteraf-en-Bovenom - 3 juli 2013

Eén miljoen euro. Dat was het minimumbedrag voor de aanvraag van projectgeld in het kader van “zwaar materiaal”. We maakten niet echt kans om het te halen want het fonds was bedoeld om laboratoria in te richten en het was niet zeker of de commissie zou akkoord gaan met onze omschrijving van een architectuurlaboratorium : “boeken en een atelier om te digitaliseren”. Met wat passen en meten schreven we een dossier bij elkaar waar we het bedrag net haalden : scanners, storage, software, hardware en de aankoop van de boekencollectie van Geert Bekaert.

Alles moest in zoveelvoud op papier ingediend worden tegen dat uur, die dag. De kopieermachines werkten tegen en nadat de aanvraag  verzameld was met ijzersterke, nauwelijks te verwijderen nietjes bleek een blad fout te zitten. Het spannendste vergeet ik bijna nog: de hoofdaanvrager was net die week enkel te bereiken door op een vast uur te bellen naar een eenzame telefooncel ergens op het Franse platteland.

Maar, het dossier was op tijd binnen en de uitslag kwam bijna meteen. Rector André de Leenheer belde zelf, klonk zowel geamuseerd als verbaasd en was zoals steeds  zeer duidelijk: we maakten geen enkele kans. Alhoewel. Hij voelde er wel iets voor om een scanatelier uit te bouwen en om de collectie van Geert Bekaert aan te kopen zodat UGent één van de rijkste architectuurcollecties zou bezitten met wat er al was in de Boekentoren en in de vakgroep. Als we een redelijk budget zouden aanvragen zowel voor het één als voor het ander zou hij er voor zorgen dat het geld er kwam.  Een paar jaar later maakte hij trouwens dezelfde belofte voor het budget van de restauratie van de Boekentoren en ook dat is er gekomen.

De Bekaertcollectie was een huis vol. Nokvol. Tussen de rekken lopen was zowel fascinerend als onwerkelijk. Met tussendoor heerlijke koffie in porseleinen kopjes op het mooiste tafellinnen of koele witte wijn. En vooral verwondering over de rijkdom en de omvang van de boekenverzameling. Blij en fier omdat het naar Gent kwam.

De verhuis begon met nauwelijks aanraken maar wel precies archiveren en fotograferen van hoe de boeken bij elkaar stonden om de samenhang nooit meer kwijt te raken. Zorgvuldig inpakken en langzaam verhuizen om dan voor de allermoeilijkste opdrachten te staan : plaats vinden en beschrijven.

Dat de collectie die we ooit als laboratorium probeerden te laten financieren nu in een oud labo zal komen te staan (en wat voor één)  is wellicht toeval. Of misschien ook niet, want wat een wonder project.

Sylvia Van Peteghem

Scanatelier Universiteitsbibliotheek Gent

Bekaertbibliotheek