Tot binnenkort!

P1450127

De Faculteitsbibliotheek Ingenieurswetenschappen en Architectuur is gesloten tot en met 28 november 2014.
Op maandag 1 december 2014 opent de bibliotheek op de nieuwe locatie.
Vanaf 13 oktober tot 1 december is de volledige collectie niet toegankelijk.

Dienstverlening tijdens de sluiting :

  • De digitale bibliotheek blijft 24 op 24 uur beschikbaar via lib.ugent.be
  • Interbibliothecaire bruikleen (ibl) : de ibl-centrale blijft actief. De boeken, aangevraagd via ibl, kunnen vanaf 13 oktober tot en met 1 december worden afgehaald en teruggebracht in de Boekentoren.
  • Op maandag 1 december 2014 opent de bibliotheek op de nieuwe locatie. Ook de Bekaertbibliotheek is voor het eerst raadpleegbaar. De vernieuwde website van de Faculteitsbibliotheek gaat online en informeert over de nieuwe, uitgebreide dienstverlening.

Tip!

Tijdens de sluitingsperiode verwijzen we u graag door naar andere Gentse architectuur- en kunstbibliotheken.

UGent :

Bouwkunst en Monumentenzorg, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Kunstwetenschappen

Extern  :

LUCA School of Arts – Sint-Lucasbibliotheek Gent

KASK – School of Arts Gent – Bibliotheek Campus Bijloke.

Inpakken en wegwezen! Vacature jobstudent – verhuis bibliotheek

diede.verhuis

De Faculteitsbibliotheek Ingenieurswetenschappen en Architectuur verhuist, en doet voor het verhuisklaar maken van de collectie beroep op jobstudenten.

We zoeken twee kandidaten per shift. Een kandidaat kan meer dan 1 shift opnemen.

Kandidaturen in te dienen bij de Jobdienst van UGent

Uiterlijk tegen 11 oktober 2014 (shift 1 en shift 2) en 16 oktober 2014 (shift 3).

ww.ugent.be/student/nl/meer-dan-studeren/jobdienst/jobs-ugent

Shift 1

Dinsdag 14 oktober 2014            9u-12u

Woensdag 15 oktober 2014        9u-12u

Donderdag 16 oktober 2014       9u-12u

Shift 2

Dinsdag 14 oktober 2014            14u-18u

Woensdag 15 oktober 2014        14u-18u

Donderdag 16 oktober 2014       14u-18u

Shift 3

Maandag 20 oktober 2014           13u-17u

Dinsdag 21 oktober 2014             13u-17u

Donderdag 23 oktober 2014        13u-17u

Vrijdag 24 oktober 2014                 9u-13u

Vacature jobstudent

Vacature jobstudent verhuis van de bibliotheek (eerste fase).

De Faculteitsbibliotheek Ingenieurswetenschappen en Architectuur zoekt 2 jobstudenten voor logistieke steun bij de verhuis van de bibliotheek (eerste fase). – Korte opdracht.

Omschrijving

Je vult dozen met boeken en tijdschriften, opgesteld in de Boekentoren. Je volgt de inventarisatie van de gevulde dozen op in Excel. Alle taken worden begeleid door bibliotheekmedewerkers, en worden uitgevoerd volgens strikte afspraken. Je werkt volgens het statuut van jobstudent aan UGent. Voor alle praktische informatie, zoals verloning en verzekering kan je terecht bij de Directie Studentenvoorzieningen.

Profiel

Je hebt interesse voor bibliotheekwerking, je beschikt over een prima fysieke conditie, en werkt vlot met Excel. Je bent bij voorkeur student aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur – UGent.

Data tewerkstelling

Dinsdag 13 mei 2014, van 13u tot 17u (blok 1) –  Woensdag 14 mei 2014, van 9u tot 12u (blok 2) en van 13u tot 16u (blok 3)  – Donderdag 15 mei 2014, van 9u tot 12u (blok 4) en van 13u tot 16u (blok 5).

Er kan gekozen worden uit verschillende opties : Optie 1 : blokken 1 tot en met 5 –  Optie 2 : blok 1, blok 2, blok 4 –  Optie 3 : blok 1, blok 3, blok 5. Voor elk blok hebben we twee jobstudenten nodig.

Interesse?

Inschrijven op deze vacature kan tot 5 mei 2014, per e-mail via jobdienst@ugent.be

Voor meer inlichtingen :  info.bibfea-architectuur@ugent.be , tel 09 264 39 05.  Contactpersonen : Mieken Osselaer, Maryse Willems.

Werktafel blues / Maarten Liefooghe

[Foto : Pierre Putman]

De Franse historica Arlette Farge publiceerde in 1989 bij uitgeverij Seuil een prachtige reflectie op het métier van de historicus. In de opeenvolgende hoofdstukken van haar essay brengt Farge haar passie voor archiefwerk over. Het contact met de achttiende-eeuwse manuscripten uit de politie-archieven die ze onderzoekt is opwindend en verzwelgend: de archieven openen op brutale wijze een onbekende wereld uit het verleden en de nauwkeurig overpennende archiefbezoeker ervaart het voorrecht “de toucher le réel”. Het plezier van de historicus in de archieven is niet alleen het plezier van een vondst en van de filmische ervaring van brokstukken verleden die voor diens ogen weer tot leven schijnen te komen, het is ook de intensiteit van de vertwijfeling wanneer een ontdekking in tweede instantie toch niet is wat de historicus er eerst in wou lezen.

Le ‘retour d’archives’ est parfois difficile: au plaisir physique de la trace retrouvée succède le doute mêlé à l’impuissance de ne savoir qu’en faire.[1]

Ook de wemeling van de historische mannen en vrouwen in de archieven – wiens vermelde namen veelal niets van hun anonimiteit afdoen – beschrijft Farge als een ambigue ervaring.

Ce peuplement inhabituel (…) renforce pour le lecteur une impression d’isolement. L’archive impose très vite une étonnante contradiction; en même temps qu’elle envahit et immerge, elle renvoie, par sa démesure, à la solitude.[2]

Het contact met de veelheid aan geregistreerde levens onderstreept slechts de eenzaamheid van de observerende historicus. Hoe groter de overmaat aan ‘materiaal’, hoe sterker zich ook de spanning laat voelen tussen passion en raison – alles lezen, alles willen plukken versus de eis van de rede  dat het archiefmateriaal scherp en gericht bevraagd wordt om zo pas historische betekenis te kunnen krijgen.[3]

Veel van Farges reflecties op het werken in een archief zijn ook van toepassing op het studeren in een bibliotheek. De kasten en planken met boeken over een bepaald studiegebied zijn zowel een weelde die het geluk van de student of onderzoeker betekenen, en diens ongeluk. Bij de aanblik van wat er al is aan kennis, interpretaties, werk over een onderwerp, kan de bibliotheekbezoeker geprikkeld  maar ook overvallen worden door een ontmoedigende oedipale last. Denken en schrijven gebeurt niet in het lege, maar in fysieke of mentale ruimtes gevuld met boeken, en in een tijd bevolkt door bezwarende Vaders en nog onbezwaarde volgende generaties.

In Le goût de l’archive zijn tussen de ernstige bespiegelingen op het werk van de historicus ook drie ironische vignetten opgenomen over de dagelijkse routines en incidenten van het archiefbezoek. Ze beschrijven een wereld van geschreven reglementen en soms nog te ondervinden ongeschreven regels, van groene fiches en witte en roze formulieren en van kletterende stilletto’s in een sepulchrale stilte. De dagelijkse ervaring van het archiefbezoek wordt onder meer gekleurd door het scala aan mogelijke werkplekken, elk met hun voor- en nadelen.

La place numéro 1 est de loin la meilleure de toute la salle; près de la haute croisée, elle est lumineuse; à gauche, pas de voisin, puisque l’allée de communication invite à l’espace, notamment à laisser le coude flotter tranquillement. Une fois installé, on découvre un joli point de vue sur la salle et sur l’étroite galerie de bois à balustrade qui la surplombe à mi-hauteur. Chaque matin à 10 heures, ils sont au moins deux à avoir décidé que cette place-là serait la leur. Ainsi se crée durablement une petite geurre, muette, invisible, mais opiniâtre. Il suffit, pour la gagner, d’arriver le premier dans le cour d’entrée, et de ne se laisser déborder par aucun mouvement permettant à l’autre, dans un moment d’inadvertance, de passer devant. Personne ne peut imaginer qu’il s’agit en fait d’un combat sans pitié, et qu’une bonne place en salle d’archives est un des biens les plus précieux qui soit.[4]

In onze vakgroepbibliotheek op de zolder is er geen aanbod aan absoluut te veroveren of te vermijden individuele werkplekken, maar staan slechts twee grote tafels om aan te schuiven of te vermijden in de sociale luwte die de rekken bieden.

Anders dan bij een archiefinstelling waar bezoekers zich hele dagen over collectiemateriaal komen buigen, lezen bibliotheekbezoekers in de regel hun ontleende boeken elders, veelal op hun individuele eigen werkplek. Het lezen ín de bibliotheek is dan ofwel een kortstondige uitzondering hierop of een bewuste keuze om in de bibliotheek te gaan werken. In het eerste geval kan het lezen bij de snelle check of bij het snuisteren op zoek naar een ander boek dan ook staand tussen de rekken of gebogen over een vensterbank gebeuren. Wanneer bezoekers, in het tweede geval, de bibliotheek komen opzoeken voor de lectuur of studie van boeken of tijdschriften uit de collectie of voor ander lees-, schrijf- of denkwerk zijn de twee grote werktafels wel onontbeerlijk. In de meest dankbare situaties geven ze gestalte aan een van de verre idealen die de idee van de universiteit schragen: de universiteit als een gemeenschap van samen studerenden.

Anders dan het ontwerpatelier waar alleen de studenten komen ontwerpen en presenteren – de docenten komen er begeleiden maar maken er zelf geen werk – is de bibliotheek met haar werktafels een plaats in de universiteit en in de opleiding waar docenten, onderzoekers en studenten in elkaars nabijheid hetzelfde studiewerk komen doen, onder de hoede van bibliothecarissen die hier dag in dag uit het nodige kader voor creëren. In de bibliotheek kan de student lezen, denken, schrijven zoals de assistent of prof en omgekeerd. Deze horizon van een gelijkschakelende vervaging van de pedagogische rolverdelingen is zonder meer waardevol en te koesteren, maar de ervaring ervan rond de werktafel kan ook lastig zijn. Studenten zijn studenten, de anderen kunnen het slechts willen zijn.

Arlette Farge stelde vast dat de wemeling in archiefdocumenten van overleden historische mannen en vrouwen de studerende historicus niet verlost, maar zijn eenzaamheid slechts versterkt. Net zo kan het bijschuiven aan een werktafel waar al de intieme verstandhouding hangt van enkele samen studerende studenten de onderzoeker of docent slechts herinneren aan zijn of haar relatief isolement. Lasten en lusten kantelen door in elkaar. Werktafel blues.

Maarten Liefooghe

—————————————————————————————————————–

[1] Arlette Farge, Le goût de l’archive, Paris, Éditions du Seuil, 1989, p. 19.

[2] Ibid. p. 21.

[3] Ibid. p. 22.

[4] Ibid. pp. 29-30.



Mijn “dikke” raam / Stefaan Vervoort

Memorabel aan de nu te verhuizen bibliotheek waren de “dikke” ramen, en dan meer specifiek, mijn dikke raam, gelegen ter hoogte van de “kunst en architectuur” (voor de fans: TW01.7.01). Dat specifieke dikke raam was zo breed als de centrale inkomdeuren van de Plateau, wat wil zeggen: ruimschoots berekend op één persoon, doch onwennig wanneer je het met twee probeert te “bezetten”. Het was geen ‘raam waarin je kan lopen’, om met Jan de Vylder te spreken – maar toch had het iets ruimtelijks, en absoluut iets intiems, waardoor het als een tijdelijke cel of individuele nis fungeerde, verscholen aan de achterzijde van de rekken.

Schermafbeelding 2013-09-27 om 09.30.57

Vaak gebruikte ik het venstertablet als mijn persoonlijke (doch kortstondige) leestoog: een soort reservoir waarop ik een ambitieuze selectie aan boeken uitstalde, om me dan in één – en meestal het eerste – boek te verliezen. Steevast waren dit ook dezelfde boeken: The Return of the Real van Hal Foster, een prachtig geschreven compendium over hedendaagse kunst en opvolger van het nog betere Recodings; Bart Verschaffels De Glans der Dingen, een boek dat volgens Geert Bekaert op een briljante wijze ‘over alles en niets gaat’; of De Metastase van het Museum (Vlees en Beton aflevering 8), een collage aan verzuchtingen over kunst, architectuur en het museum, waarin Paul Robbrecht om de één of andere reden achter een naakt in beeld verschijnt. In het dikke raam leerde ik ook het fantastische werk van kunstenaars-architecten als Gordon Matta-Clark en Luc Deleu kennen.

Met de verhuis van de bibliotheek in zicht besef ik pas hoezeer ik mijn dikke raam ga missen. Net als het gamma 7.01 belichaamde het raam immers een snijvlak tussen twee werelden: binnen en buiten, hier en daar, kunst en architectuur. De dikte van het raam rekte deze grens op tot een tussenzone en tot een vrijplaats, waarbinnen lustig verkend, gecombineerd en geëxperimenteerd kon worden.

  Stefaan Vervoort

 

Freddy en Valère / Nikolaas Martens

Beter was het vroeger zeker niet, anders, dat zeker wel. Freddy en Valère (tenminste zo herinner ik me ze) werkten in de steeds voller wordende Universiteitsbibliotheek van de Vakgroep Architectuur en Stedenbouw UGent. Van achter donker gebeitste meubelen, iets wat vooral bij de magazines aandeed als het gestoelte van een kerk, stonden zij de studenten bij met raad en daad. Onze eerste ontmoeting vond plaats bij de balie waarbij in ruil voor een bibliotheekpasje een kleine waarborg werd gevraagd, die ik, uiteraard door eigen vergetelheid, nooit meer terug heb gezien.  Een souvenir aan een herinnering die trouwens ontzettend gekleurd wordt door geuren van papier en …sigaren.

Freddy rookte graag een sigaar en de lucht van de passage tussen de ad valvas en het atelier durfde zich wel al eens met zware sigarenlucht te vervullen: je naderde  het terrein van Freddy 1.

Valère leek de tegenpool van Freddy, een stille werkkracht met een eeuwig stapeltje boeken tussen de handen.

Op deze wijze vormden Freddie en Valère het rustpunt van de Universiteitsbibliotheek voor Architectuur, te midden een academische wereld van verandering en spartelende vooruitgang. Voor het opvragen van een magazine diende je het opzoekingswerk via een computer te doen om vervolgens deze titels over te pennen op een aanvraagformulier formaat A4. Het duo dook vervolgens met dit blad de catacomben van het Plateaugebouw in om kort erna met de gevraagde periodieken te verschijnen.

Hun jarenlange ervaring als techniekers in dienst van de uGent, het ronddwalen in  de donkere kelders en gangen van het Plateaugebouw, het opsporen van het traject van borrelende radiator naar sissende stookketel kwam duidelijk van pas in hun carrièrewissel naar de stemmige stilte van statig papier.

De catacomben,  kerkgestoeltes, waarborgen, vergeelde bibliotheekpasjes,  de herinneringen aan Freddy en Valère zullen met de vernieuwde bibliotheek stilaan vervagen, het is zo en niet anders. Echter zullen in de nieuwe bibliotheek niet alleen boeken en magazines worden gelezen maar ook nieuwe verhalen worden gemaakt.

freddy

valere

Deze  tekst werd geschreven naar het collectieve geheugen van Nikolaas Martens en Robbe Van Caimere, beiden afgestudeerd aan de UGENT als ir.-architect.  Na omzwervingen bij andere bureaus (Nikolaas: SeARCH Amsterdam, Compagnie-O, Buro 56, Robbe:  Studio Arne Quinze, evr-architecten) richtten ze in 2011 hun eigen architectuurstudio op: Martens Van Caimere Architecten, een Gents ontwerpatelier met specialisatie in integraal duurzame architectuur en bio-ecologisch materiaalgebruik op alle schaalniveaus: van stoel tot stad.

De laatste krachtmeting. Enkele mijmeringen / Hong Wan Chang

DSC00345Op het ogenblik dat ik dit stukje schrijf, zit ik in de tuin van het weekendhuis van mijn ouders, dat sinds enkele jaren af en aan ook mijn “kot” is gebleken. Het is precies 2u32, inderdaad, het is in het holst van de nacht dat ik uit wanhoop besloten heb mijn gebruikelijke kamer te verlaten en in de tuin, in het donker, aan mijn thesis te werken. Ik had ook een bureaulampje, maar die heb ik uitgezet. Met enkel het licht van mijn scherm en het geruis van het occasionele verkeer op de kennedylaan als achtergrond, contempleer ik de moeilijkheden van het maken van dit monsterlijk werk – de thesis, de scriptie. Wat is er mis gelopen dat ik me door de stilte van de nacht wil omringen en verhoop dat deze me ook effectief thesis-soelaas zal bieden? Waarschijnlijk ligt dit eerder in mijn aard, steeds een nachtmens geweest te zijn, en een lichte aanvullende absurditeit graag verwelkom.

Enkele weken terug vroeg Mieken me of ik geen korte tekst zou willen schrijven over de huidige bibliotheek die weldra voorgoed gesloten zal worden, althans als bibliotheek, het blijft een werkplek, na grondige vernieuwing zullen eindelijk de vijfdejaars, en meer bepaald de thesisminnende vijfdejaars, hier hun intrek kunnen nemen. Inderdaad, intrek, want een thesis, dat is een constant gebeuren, iets wat ritmiek en toewijding vraagt en aldus in het beste geval ook een omkadering wenst. En eigenlijk, waar beter dan dit onder te brengen in de voormalige bibliotheek. In dat opzicht zal de ruimte eenzelfde sfeer blijven huizen.

Maar was de bibliotheek dan ook een plaats van bittere ernst en onafgebroken focus – raadplegen, nalezen, bevestigen, weerleggen? Was dit een plek waar men stilzwijgend zich verdronk in de kennis? Neen, er hing steeds een gemoedelijke sfeer, met geroezelmoes tot kreten als achtergrondruis. Misschien dat de schaal ons de gebruikelijke stilte – die men zou verwachten – niet kon opleggen of mogelijk lag het aan de rommeligheid van de vele dozen en opgepropte boeken van onkostbare waarde – een zeer gezellige, georganiseerde rommeligheid, waarvan de logica voor de meesten obscuur bleef. Maar bovenal werden we eigenlijk nooit aangemaand tot stilte, in tegendeel, er werd bevestigend – zelfs aanmoedigend – meegelachen.

En passant, ik ben eigenlijk steeds benieuwd geweest naar het uitzicht van het tijdschriftenarchief. Die mysterieuze ruimte, daar ben ik nooit durven binnendringen. Want ongedwongenheid en informaliteit kennen ook hun grenzen. Dát was – of is nog een tijdje – onze bibliotheek: een spanning tussen gepastheid en gewoon van alles in het wilde weg doen – eigenlijk een attitude die ook de vakgroep kenmerkt. Een eigenschap die men ook zal kunnen verwachten van de toekomstige thesisstudio, maar hopelijk ook mee naar de nieuwe locatie verhuist.

Inderdaad, weldra zullen de eerste verhuisdozen gevuld worden met boeken – een laatste, een haast ceremonieel gebeuren. Ondertussen, bij het hernemen van deze tekst, is mijn thesis af. Alle boeken die ik al maanden in mijn bezit heb gehouden, heeft de bibliotheek eindelijk terug in de armen kunnen sluiten. Mijn laatste krachtmeting – althans met de Universiteit van Gent – zit erop.

Hier is ie dan, de conclusie: vakgroepbib, veel succes met úw laatste krachtmeting met de boekenberg – scannen, inpakken, en wegsteken maar. En toekomstige thesisstudenten, steek van wal!

1 september 2013

Hong Wan Chan

Afscheid van de zolder

20130812-1873

[foto : Pierre Putman]

Onze vakgroepbibliotheek was en blijft gastvrij, maar is ook – en vooral – lastig. Lastig in gebruik, voor de bezoeker en voor de medewerkers. Kartonnen dozen staan overal in de karig overgebleven vrije ruimte opgestapeld, de boekenkasten zitten nokvol, onze signalisatie is minimaal, het aantal lees- en werkplekken beperkt. De vloerplanken kraken onder het gewicht.

Mieken Osselaer

Bouwen aan de bibliotheek: wedstrijd voor de nieuwe faculteitsbibliotheek ingenieurswetenschappen en architectuur, universiteit Gent

Dirk De Meyer UGent, Mieken Osselaer UGent and Thomas Roelandts UGent (2011)